|
||
versie: 16-04-2014 - redacteur: Bart FM Droog
Dichter, prozaïst en sprookjes - en volksverhalenverzamelaar. Studeerde aan het Koninklijk Atheneaum te Antwerpen. Kwam aldaar in 1900 'in dienst van het stadsbestuur' (= gemeenteambtenaar). Was voorzitter van 'Pol de Mont-Hulde'. Gehuwd geweest met I. Thijs (1895-c. 1899) en met Anaïs de Meyere-Janssens. Bewonderde Pol de Mont en was bevriend met o.a. Lode Baekelmans, Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne. 'Nieuws nu over De Meyere. Het is, helaas, wáar dat hij plagiaat op groote schaal heeft gepleegd.[4] Het is echter éven waar dat de beschuldiger kwade bedoelingen heeft gehad.
U kunt wel denken dat heel de redactie daar ruim over gecorrespondeerd heeft; waar de éenen de Meyere onmiddelijk uit ons midden bannen wilden en over boord gooien, vonden anderen weêr dat we hem den tijd laten moesten zich te verrechtvaardigen. Tot dit laatste is besloten: ik heb heden morgen aan de Meyere geschreven, om hem te vragen wat hij van plan was te doen tegenover de beschuldiging van plagiaat. Bekent hij, dan zal hij zelf genoeg eer-gevoel hebben om zijn ontslag te nemen ('tgeen nog geen plaats had, wat ook een Antwerpsch smousje in de N.C. hebbe gezeid [5]); loochent hij, dan vinden wij wel middel om de Meyere te bewijzen dat hij bij ons in de redactie niet blijven kan, en geen recht meer heeft over het eerlijk werk van anderen te oordeelen... Wat nu die nieuwe plagiair mag zijn: dat zal vooralsnog 't geheim zijn van 't Joodje - een meneer die we in Vlaanderen al dikwijls geweigerd hebben, en dien ik ál te goed ken, daar hij mijn makker was aan de Universiteit -. Misschien is hij het zélf wel![6]' Het boek waaruit De Meyere geplagieerd had was Le Chariot d'Or. Volgens Peter Theunynck, die in 2000 de affaire heronderzocht, had De Meyere grote stukken eruit vertaald en als eigen werk in zijn bundel De Avondgaarde gepubliceerd.
In de laatste editie van Gerrit Komrij's Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten (2004) zijn twee van De Meyeres verzen uit De Avondgaarde opgenomen, op blz 639 en 640. Het is onbekend of die tot het plagiaatmateriaal behoren. 'De Meyere werd vooral belangrijk als volkskundige. Hij beijverde zich voor de totstandkoming van het Museum voor Folklore te Antwerpen, waarvan hij conservator werd. Zijn werk op dit terrein leverde het standaardwerk De Vlaamsche vertelschat (4 dln, 1925-1927) op en de monografie Vlaamsche volkskunst (1934).7' Redacteur van De arbeid. Maandschrift voor literatuur en kunst (blad bestond van 1898-1902) en van Vlaanderen (1903-1907). Medewerker aan Van Nu en Straks. [4] Victor de Meyere zou in zijn dichtbundel Avondgaarde uit 1904 de Franse dichter Albert Samain (1858-1900) hebben geplagieerd. Van de Woestijnes latere huisvriend Joris Eeckhout maakte dit in januari 1906 bekend in het artikel 'Victor de Meyere en Albert Samain in het tijdschrift De Groene Linde. In onder andere de aflevering van maart-april van de Mercure de France en in het Nieuwsblad van 23 januari 1906 werd de kwestie genoemd. (Vgl. ook De geschiedenis van het tijdschrift Vlaanderen. Brieven en documenten (ed. G.H. 's-Gravesande), Brussel [enz.][1962], p. 91-94.).
[5] Van de Woestijne doelde op de correspondent van het Haagse dagblad De Nieuwe Courant Marten Rudelsheim (1873-1920). Rudelsheim was tevens medewerker van Den Gulden Winckel en werkzaam bij de Stadsbibliotheek Antwerpen. Hij publiceerde op 19 januari 1906 in De Nieuwe Courant onder de titel 'Letterdieverij' een brief (gedateerd 14 januari) over de plagiaatkwestie. Hij suggereerde dat De Meyere ontslag als redacteur van Vlaanderen zou nemen. [6] Rudelsheim besloot zijn artikel met de zin: ‘En, intusschen kan ik nu reeds meedeelen dat binnen korten tijd een ander geval van plagiaat door een Vlaamsche dichter, maar ditmaal op een Duitscher gepleegd, zal bekend worden gemaakt.’ Wie deze dichter was is niet bekend.
Bloemlezingen:
deze pagina is mede mogelijk gemaakt door:
© De Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 2012 |
||