|
|||||
Behorend tot: jaaroverzichten 1962, 1963, 1964, 1965, 1966 versie: 17-03-2014 Schrijversacties die resulteerden in de oprichting van het Fonds voor de Letteren (Later: Nederlands Letterenfonds).Meerdere kranten, 1958 - Dichtersstaking De Waarheid, 13-12-1962 - Schrijvers protesteren tegen schriele overheid De Waarheid, 20-12-1962 - Adhesie met schrijversprotest De Telegraaf, 14-01-1963 - Schrijversprotest is nu algemeen De Waarheid, 25-01-1963 - Schrijvers weigeren stipendia Het Vrije Volk, 25-01-1963 - Fonds voor "het ergst gedupeerde schrijvers" De Waarheid, 29-01-1963 - Geld is Tijd voor de Schrijver Limburgsch Dagblad, 29-01-1963 - Schrijversprotest wordt nog feller De Telegraaf, 30-01-1963 - Schrijvers kunnen eregeld aannemen De Waarheid, 09-02-1963 - Uitgevers achter schrijversprotest De Tijd / De Maasbode, 21-02-1963 - Literair forum verdeeld over Schrijversprotest De Waarheid, 11-03-1963 - "Geld is Tijd" zeggen creatieve schrijvers Nieuwsblad v/h Noorden, 25-03-1963 - Schrijversactie opgeschort Friese Koerier, 26-03-1963 - Actiecomité boekt succes Het Vrije Volk, 10-06-1963 - Overheid ziet redelijkheid verlangens schrijvers in Het Vrije Volk, 05-02-1964 - Gaat O., K. en W. fonds voor letteren stichten? Nieuwsblad v/h Noorden, 19-09-1964 - Fonds voor letteren ingesteld Het Vrije Volk, 19-09-1964 - Fonds steunt de schrijvers 28 juli 1965: oprichting Stichting Fonds voor de Letteren De Tijd / De Maasbode, 22-09-1965 - Fonds voor de letteren gesticht Leeuwarder Courant, 29-10-1965 - Aanvullende honoraria voor schrijvers (...) Het Vrije Volk, 13-12-1965 - Fonds der Letteren heeft het moeilijk De Telegraaf, 10-12-1966 - Fonds voor de letteren is op de verkeerde weg Algemeen Handelsblad, 11-04-1970 - Waarom wie wel of niet geld krijgt. Comité Schrijversprotest. ------------------------------------- Schrijvers protesteren tegen schriele overheid Boycot van alle Boekenweekmanifestaties (Van onze kunstredactie.) Vijf-en-zestig Nederlandse letterkundigen hebben zich in een brief tot het Nederlandse publiek gewend, waarin zij protesteren tegen het iiteratuurbeleid van de regering. De inhoud van het protest, zo vernemen wij, is ook bekend gemaakt aan staatssecretaris mr. Y. Scholten (CHU), die in dit kabinet verantwoordelijk is voor het kunstbeleid. De 65 verklaren, dat er voor de Nederlandse letteren een maatschappelijke noodtoestand bestaat. "Mede door het beperkte taalgebied is de Nederlandse schrijver over 't algemeen niet in staat van zijn pen te leven. Hij is gedwongen allerlei werkzaamheden te verrichten die met zijn vak niet of slechts zijdelings te maken hebben. Zijn creatieve arbeid lijdt hieronder en wordt hem dikwijls onmogelijk gemaakt". Uit de subsidie-politiek van de regering constateren de ondertekenaren van het protest, dat de overheid voor deze onaanvaardbare situatie weinig begrip heeft. "De bedragen die op de begrotingen voor literatuur worden uitgetrokken, waarvan dan nog het kleinste deel rechtstreeks aan de schrijver ten goede komt, zinken in het niet vergeleken bij de gelden, die zij, terecht, voor andere takken van kunst besteedt. Ondanks de verwachtingen die na de bevrijding ten aanzien van de subsidiepolitiek op het gebied der letteren zijn gewekt, is de positie van de Nederlandse schrijver nauwelijks verbeterd". Symbolische daadMen herinnert aan de diverse voorstellen die uit schrijverskringen in de loop der jaren zijn gedaan om tot verbetering te komen, maar er werd geen gehoor aan gegeven. Van het door de Raad voor de Kunst in 1959 en 1960 voorgestelde bedrag van ruim ƒ 200.000 — is nu ongeveer ƒ 60.000,— beschikbaar, terwijl de totale kunstsubsidies stegen van 12 tot 20 miljoen in de periode 1960— 1963. "Om hun ongenoegen hierover bekend te maken", zo besluiten de 65 schrijvers/sters hun protest, "en de aandacht van overheid en publiek op de hierboven genoemde situatie te vestigen, hebben onderstaande schrijvers besloten als eerste symbolische daad zich van alle activiteit gedurende de Boekenweek te onthouden. Zij zullen niet deelnemen aan enige manifestatie in deze week, als de Boekenmarkt en het Schrijversbal en zij zullen geen lezingen houden. Met nadruk vestigen zij er de aandacht op dat deze activiteiten niet gericht zijn tegen uitgeverijj en boekhandel. Andere maatregelen, die zich rechtstreeks richten tegen het literatuurbeleid van de overheid zijn in voorbereiding." Van de ondertekenaren noemen wij de volgende personen: J. C. Bloem, Godfried Bomans, Gerrit Borgers, Mies Bouhuys, Gerard den Brabander, A. den Doolaard, Clara Eggink, Hella Haasse, Ed. Hoornik, C. J. Kelk, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, A. Marja, Marga Minco, M. Mok, Harry Mulisch, Bert Schierbeek, Annie M. G. Schmidt, Adriaan van der Veen, Simon Vestdijk, Bert Voeten, Theun de Vries en Johan van der Woude. 1963 Schrijversprotest is nu algemeen ----------------------- „Vanavond heeft te Amsterdam het bestuur van de Vereniging van Letterkundigen met het actiecomité Schrijversprotest vergaderd over de wijze waarop de actie tot verbetering van de sociale positie van de Nederlandse auteurs verder zal worden gevoerd. Tussen beide groeperingen werd volledige overeenstemming bereikt. Het actiecomité, dat inmiddels: 110 adhaerenten heeft, zal de werkzaamheden voortzetten in nauwe samenwerking met het bestuur van de vereniging. De schrijvers zullen het boekenbal niet bezoeken, in de boekenweek geen lezingen houden en geen medewerking verlenen aan de literaire boekenmarkt. Als gevolg van de boycot zullen de meeste door de overheid in het leven geroepen jury's en commissies uiteenvallen http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010954051:mpeg21:a0160 ---------------- Geld is Tijd voor de Schrijver Schrijversprotest Foto van actiecomité. Met v.l.n.r. Adriaan van der Veen, Bert Voeten, Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek, Ed. Hoornik, Garmt Stuiveling, Sybren Polet, Adriaan Morriën en J.J. Klant. De Waarheid, 29-01-1963 http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010371914:mpeg21:a0005 ------------------------ Schrijversprotest wordt nog feller Geen goed woord voor mr. Scholten AMSTERDAM, 29 januari. — "De zorg voor de Nederlandse literatuur berust bij staatssecretaris Scholten in verkeerde handen", dit zei gistermorgen de auteur Adriaan Morriën op een persconferentie van het actiecomité "Schrijversprotest". Deze werd gehouden naar aanleiding van het onderhoud dat een delegatie uit het comité vorige week met de staatssecretaris heeft gehad en de persconferentie die de bewindsman daarna heeft gegeven. "Aan zijn laars gelapt" In het onderhoud had de delegatie o.m. het voorstel van het comité besproken voor het verlenen van 50 stipendia per jaar voor schrijvers. Er werden er onlangs drie verleend die overigens door de betrokkenen geweigerd zijn. En de staatssecretaris had meegedeeld dat het niet onmogelijk is dat er in de toekomst meer zullen komen. Doch men wil eerst met de nu verleende ervaring opdoen. De actie van de schrijvers is dus, aldus de heer Morrien, ook in het belang van de uitgevers, naar wie de staatssecretaris ons — ten aanzien van de honorering — opnieuw heeft verwezen. De Nederlandse uitgeverij is een bedrijf van compromissen; de ene uitgave is slechts mogelijk door de uitgave van iets anders. "Wat wij mr Scholten gezegd hebben, heeft hij aan zijn laans gelapt". Door het ont-houden van steun aan schrijvers wordt afbreuk gedaan aan de aard van het schrijversschap, zo stelde de heer Morrien. De literatuur wordt achtergesteld bij het toneel en de opera. Het comité vraagt één miljoen gulden voor die schrijvers beschikbaar te stellen. De staatssecretaris heeft gedreigd aldus de heer Morriën, dat hij zijn beleid zou voeren met schrijvers die zich tegen ons hebben gekeerd. Prof. dr Garmt Stuiveling die namens de adherenten met de actie vam het comité, het onderhoud met de staatssecretaris heeft bijgewoond, ging in op twee punten die de bewinctsman naar voren had gebracht, nl. dat het rijk al zoveel doet voor die literatuur en dat een verbetering in de eerste plaats vam de uitgevers moet komen. Prof. Stuiveling stipte aan dat in de zomer van 1961 de vereniging van letterkundigen (waarvan hij voorzitter is) een plan heeft ingediend voor een "uitleenrecht" voor boeken, waarop tot nu toe geen enkele reactie van O.K. en W. is gekomen. Vier jaar geleden werd een actie gevoerd voor verhoging van het aandeel van die auteur in het pocketboek. Dit zou een verhoging van de prijs met zich mee brengen hetgeen bij Economische Zaken op verzet zou stuiten. Acht jaar geleden heeft een staatscommissie, aldus prof. Stuiveling, een plan ingediend voor een herziening van de auteurswet. Tenstotte kwam elf jaar geleden de Berner conventie tot stand (welk een internationale herziening van het auteursrecht inhield), die door Nederland nog steeds niet is geratificeerd. Algemeen belang"De erkenning van het schrijverschap is een zaak van algemeen cultureel belang. De uitgevers zijn niet de instantie die het algemeen cultureel probleem van het schrijverschap kunnen oplossen", zo stelde prof. Stuiveling. Limburgsch Dagblad, 29-01-1963 http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010525670:mpeg21:a0094 ---------------------------------------------------------- Schrijvers kunnen eregeld aannemen Van onze kunstredactie AMSTERDAM, woensdag Aan de schrijvers S. Vestdijk, J. C. Bloem, A. Roland Holst, Jan Engelman en F. Bordewijk heeft staatssecretaris van O. K. en W., mr. V. Scholten, elk een bijzonder eregeld toegekend van vierduizend gulden. Van deze schrijvers hebben J. C. Bloem, A. Roland Holst en S. Vestdijk getekend voor de actie "Schrijversprotest", waardoor zij zich hebben gebonden geen stipendia, prijzen enz. van overheden aan te nemen. De secretaris van het actiecomité, de heer Bert Voeten, deelde ons mede dat de vijf schrijvers in kwestie hun eregeld wel zullen mogen aanvaarden, omdat eregelden en "super-eregelden", die bestemd zijn voor schrijvers van voornamelijk boven de 65 jaar buiten de boycot vallen. De Telegraaf, 30-01-1963 http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011204538:mpeg21:a0275 -------------- Uitgevers achter schrijversprotest Uit een briefwisseling tussen de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond (KNU) en staatssecretaris mr Scholten, die vandaag door de KNU is openbaar gemaakt, blijkt, dat de uitgevers achter het schrijversprotest staan. In een brief aan de regering heeft de KNU een dringend beroep op de staatssecretaris gedaan om zo spoedig mogelijk te bevorderen dat in een zo snel mogelijk tempo de minimum bestaansvoorwaarden van een nader te bepalen groep creatieve schrijvers, wier inkomen onvoldoende is, op een of andere wijze worden verzekerd. Godfried Bomans was het met dit standpunt beslist niet eens. Een goed schrijver is zijns inziens de schrijver, wiens „trilling ln het het volk zijn frequentie vindt."Men zál hem lezen en vanzelf zal het talent betaald worden. Subsidie is dan ook volledig uit den boze. Prof. Garmt Stuiveling meent dat subsidie juist aan die schrijvers moet worden verleend, die wèl kwaliteiten hebben, maar wier werken geen kans op publlkatie krijgen. Zulke schrijvers bestaan niet, beweerde prof. dr. K. van het Reve. Het is onjuist te stellen dat er mensen zijn, die wel kansen zouden moeten hebben maar niet krijgen. Echt talent krijgt zijn kans, ook in Nederland. Bomans stond in deze aan zijn zijde. Subsidie is een onnodige aanplemping van een behoefte. Een schrijver, die met een hoog bedrag en een vulpen aan een bureau wordt geplaatst, zal beslist niet meer produceren dan indien hij in moeilijke omstandigheden verkeert. Als hij de drang heeft tot schrijven, zal hij het toch wel doen. In dit verband noemde hij als voorbeeld Elsschot, die wellicht juist uit een zekere conflictsituatie tot zijn belangrijk oeuvre gekomen is. Prof. Stuiveling stelde, dat een subsidie dan niet de kwantiteit maar toch wel de kwaliteit zal verhogen. Een schrijver, die zich financieel gedekt voelt, zal rustiger en doordachter te werk kunnen gaan. De Tijd De Maasbode, 21-02-1963 Zij hebben op 22 januari 1963 in een onderhoud met de staatssecretaris van O. K. en W„ mr. Y. Scholten, hun eisen naar voren gebracht en hebben hier nu een aanvullend memorandum op gepubliceerd, waarin deze eisen verduidelijkt worden. Verhouding tot uitgevers De maatregelen, die door de overheid in het verleden zijn genomen om de literatuur te steunen, zijn onvoldoende om het schrijverschap de economische basis te verschaffen, die noodzakelijk is voor het funtioneren van van een gevarieerde literatuur. (...) De voorzitter, prof. dr. G. Stuiveling, wijde uiteraard veel aandacht aan de schrijversactie. Uit zijn mededelingen bleek, dat onder meer op initiatief van staatssecretaris Scholten een commissie is opgericht "ter voorbereiding van het fonds voor de letteren" Het laatste gesprek tussen de staatssecretaris en de schrijvers heeft dit initiatief opgeleverd. Voor dit aanvullende honorarium komen in beginsel in aanmerking oorspronkelijke, in het Nederlands of in het Fries geschreven gedichtenbundels, romans, novellen, literaire essays, kinder- en jeugdboeken, toneelstukken, radio- en televisiespelen. De werken moeten in boekvorm zijn verschenen tussen 1 juli 1964 en 1 juli 1965. Ook herdrukken verschenen tussen de genoemde data kunnen worden ingezonden. Auteurs, die voor een bepaalde publicatie reeds een aanvullend honorarium hebben ontvangen, kunnen in dit opzicht voor een herdruk van dat werk echter niet meer in aanmerking komen. De auteurs dienen de Nederlandse nationaliteit te bezitten. Voorwaarde voor het toekennen van een aanvullend honorarium voor een bepaald werk is, dat dit een redelijke omvang heeft en naar de mening van het bestuur van het Fonds voor de Letteren voldoende literaire kwaliteit bezit. Het bestuur stelt zich voor een aantal van ongeveer honderd werken in aanmerking te brengen voor een additioneel honorarium van ƒ 1.000,—. Leeuwarder Courant, 29-10-1965 De ere-gelden en de subsidiëring van bepaalde uitgaven en uitgevers zijn blijven ressorteren onder het Departement voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Het Fonds voor de letteren, een stichting met binnenkort waarschijnlijk tien bestuursleden, houdt zich niet bezig met dit soort meer sociale hulp. Prof. Stuiveling vertelde in een heel openhartige uiteenzetting, dat het bestuur van het Fondsmeteen al overladen was met moeilijk werk. In 1965 kunnen honderd boeken in aanmerking komen voor een additioneel honorarium van ƒ 1000,-; voor 260 is een dergelijk honorarium aangevraagd. Zeventien auteurs kunnen in aanmerking komen voor een stipendium van ƒ 6000,- per half jaar. Vijf en vijftig auteurs hebben een dergelijk stipendium aangevraagd. Het bestuur staat dus al onmiddellijk voor lastige en pijnlijke beslissingen. RTV Werkgroep De vergadering werd gehouden in Hotel Carlton te Amsterdam. Adriaan van der Veen vertelde aan het slot over zijn ervaringen als gastdocent in Califomië. Het Vrije Volk, 13-12-1965.http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010955874:mpeg21:a0301 -------------------------- 1966 Fonds voor de letteren is op de verkeerde weg Verhief zichzelf tot jury De letterkundige Henk Fedder te Wassenaar, die vele bestuursfuncties bekleedt en o.a. bestuurslid is van de Vereniging van Letterkundigen, laat hieronder kritiek horen op de wijze, waarop het Fonds voor de Letteren aanvullende honoraria verdeelt onder Nederlandse schrijvers. Zaterdag a.s. houdt de vereniging haar najaarsvergadering, waarop deze kwestie aan de orde zal komen. JARENLANG heeft de Vereniging van Letterkundigen geijverd om een fonds te verkrijgen, waarin de overheid gelden zou storten ten behoeve van Nederlandse schrijvers o.m. in de vorm van aanvullende honoraria op uitgegeven werk: boeken, gedichten, essays, hoorspelen enz. In 1965 stelde de regering ƒ 330.000,— ter beschikking, het bestuur van het Fonds voor Letteren zonderde van deze som ƒ 100.000,— af voor bovenvermelde publikaties; 250 auteurs zonden in. Aangezien het F. v. d. L. als doorgeef- en noodfonds slechts tot taak heeft dit geld uit te delen, had men iedere inzender ƒ 400,— moeten geven. Zonder enig onderzoek in te stellen naar de financiële situatie van de schrijvers, bepaalde F.v.d.L. eigenmachtig het minimum op ƒ 1000,— en schiep daarmede de moeilijkheid van selecteren. Geen nood: men deed zichzelf de jurymantel om, onderwierp 250 inzenders ongevraagd aan een vergelijkend examen; de jury zou nu wel uitmaken wie er schrijven kon en wie niet. Gevolg: 100 geslaagden kregen ƒ 1000,-, 150 gezakten kregen een verder nietszeggend stencil thuis, waarin vermeld, dat zij niet in aanmerking kwamen. "Voldoende kwaliteit" De voorwaarden tot deelneming bevatten o.m. de clausule: „dat het werk voldoende literaire kwaliteit bezit." De 150 kregen dus een onvoldoende op hun rapport, waarmee het F.v.d.L. tegelijkertijd de bevolkingsgroepen voor wie deze boeken enz. waren geschreven discrimineerde. Deze handelwijze is ontoelaatbaar. Als men per se een minimum wil vaststellen, dient dit onder alle deelnemers verloot te worden. Liever een beslissing door het blinde, doofstomme lot, dan door een jury die zijn eigen oordeel in alle subjectiviteit hanteert, of de huidige letterkundige mode volgt. De mode in de letterkunde wijzigt zich overigens te snel om een basis to vormen voor het uitkeren of onthouden van geld. Ik heb dit alles in debestuursvergaderingen van de Vereniging van Letterkundigen besproken; niemand van mijn mede-bestuurders deelde mijn mening. Slechts één van hen vond dat inderdaad iedere schrijver een aanvullend honorarium toekwam, maar daar was geen geld genoeg voor beschikbaar. In wezen is dus niet het tekort aan literaire kwaliteit de grond van de afwijzing, maar geldgebrek. Welnu, laat dan het F.v.d.L. dit dan ronduit zeggen en ophouden met aan auteurs een brevet van onvermogen uit te reiken. Hierdoor kwetst men betrokkenen onnodig in hun schrijverschap, dat een integrerend deel van hun bestaan uitmaakt. Ten slo[t]te nog dit: het F.v.d.L. moet aanvullende honoraria uitbetalen, omdat de Nederlandse schrijver in de meeste gevallen te weinig van zijn uitgever ontvangt. Wij hebben hier dus te doen met een toeslag, uitkering, ondersteuning, enz. in alle geval met financiële hulp. Die hulp heeft met literaire kwaliteiten niets uit te staan. Is een boek bij een bona fide uitgever verschenen, dan is het door hem, zij het dan mede op andere gronden, vooraf aan drie personen ter beoordeling gegeven. "Het Fonds is autonoom en bepaald onafhankelijk, het zal met deelnemers of andere belanghebbenden niet in discussie treden." Dit laatste betekent prijsvraag-allures er op na te houden. Nogmaals: de taak van het F.v.d.L. is op het gebied van de aanvullende honoraria geen andere dan deze, het uit de schatkist verkregen geld eerlijk te verdelen. Door de selectie zijn nu bedragen uitgereikt aan schrijvers van bestsellers en aan lieden die in goeden doen zijn. Dit ls nooit de bedoeling geweest. Ik heb daarom het F.v.d.L. voorgesteld om de toeslagen in eerste instantie te bestemmen voor schrijvers wier inkomen, dat van hun echtgenoot of echtgenote beneden de welstaridsgrens (ƒ 12.570*) ligt. De huidige methode die ook bakkerskinderen brood geeft, berust op een sociaal onrecht Zou de nieuwe minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk bereid gevonden worden om een einde te maken aan deze wantoestand? Henk Fedder De Telegraaf, 10-12-1966 http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110590127:mpeg21:a0555 * ( ƒ 12.570 anno 1966 = € 29920,21 anno 2013). K.L. Poll. Over de vraag welke schrijvers een uitkering krijgen, welke niet en waarom. Algemeen Handelsblad, 11-04-1970. [Uit dit stuk blijkt dat alle informatie over wie geld kreeg etc. geheim werd gehouden]. http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000033349:mpeg21:a0160 Pagina aangemaakt: 01-01-2014.
Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door: © De Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 2014 |
|||||
![]() |
|||||