Een door de dichter gekozen gedicht uit Na de vlakte:
Tegendraads
Slapend schik ik mij naar het lichaam van mijn inmiddels-geliefde.
Haar kin tussen mijn schouderbladen.
Overdag blijf ik tegendraads.
Kerf ik mijn voorhoofd tot wijdvertakte webben als zij iets vraagt.
Wellen mijn woorden op in haar ooghoeken.
Schuif ik de nacht van mij af als een slecht boek.
Ik scheid wat van de wijn is en wat van mij
schenk allengs minder van mezelf in het glas.
Ik slink tot een woedende kring op het tafelblad.