|
|||||||||
Behorend tot: jaaroverzicht 2013 versie: 10-09-2013
Door Ruben Hofma
Hoewel in 1993 Emma Crebolder de eerste stadsdichter was, van Venlo, duurde het tot 2001 voordat de tweede stadsdichter, Jan Eijkelboom, werd benoemd tot stadsdichter 'voor het leven', in Dordrecht. Ook in andere gemeenten verschenen ze, de lokale dichters, waaronder Bart FM Droog in Groningen die vanaf 2002 drie jaar met de pen zwaaide. Twee jaar na de installatie van Gerrit Komrij in 2000 als Dichter des Vaderlands groeide het aantal stads- en dorpsdichters als gras – ook de laatste jaren nog, terwijl kunst en cultuur, grote slachtoffers in crisistijd, evident op minder steun van de overheid kunnen rekenen. De crisis weerhoudt de gemeenten blijkbaar niet, wellicht vanwege de relatief lage kosten van een stadsdichter en zijn schijnbaar belangrijke rol van stadspromotor voor de buitenwereld en cultuurbrenger onder de inwoners. De dorpsomroeper 'De dorpsomroeper is terug!', de titel van de scriptie van Coen Borgman, is ook de titel van een artikel uit NRC Handelsblad (Ron Rijghard, 10 mei 2006), waarin stadsdichters Bart Moeyaert van Antwerpen en Adriaan Jaeggi van Amsterdam met elkaar in gesprek gaan. De uitspraak komt van Jaeggi: "Het is nostalgie. De dorpsomroeper is terug. Er is een enorm verlangen naar overzichtelijkere tijden. Ja, dat verlangen wil ik best bedienen", zegt hij over het stadsdichterschap, dat in januari 2006 in Amsterdam lichaam kreeg. Moeyaert merkt vervolgens op dat het Engelse fenomeen Vlaanderen en Nederland infecteert en dat ook Parijs interesse heeft. Het zijn twee perspectieven van waaruit Borgman onderzoek deed: de historie van het stadsdichterschap en de internationale verbanden, waarbij hij eveneens keek naar het voorbeeld voor de stadsdichter, namelijk de Dichter des Vaderlands. Daarnaast onderzocht hij de procedurele kant van het Nederlandse stadsdichterschap, waarbij hij vooral lette op Adriaan Jaeggi (1963-2008). Van het onderzoek bestaat alleen het origineel, maar Borgman bood welwillend een inzage. 'Der stat spreker van Gent' De historische lijn in het onderzoek begint met stadspromotie, aan het einde van de vijftiende eeuw. Borgman gebruikt Herman Pleij als bron (Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560, Bert Bakker, 2007). Stadspromotie was de reactie van vooral stedelijke geestelijken op de grote afkeer van de stad die de adel, geestelijkheid en boeren buiten de stad hadden. In de ogen van deze groepen waren de steden heidense plaatsen en stedelingen een stel losbandige verloren zielen. Geestelijken die ín de stad woonden organiseerden culturele evenementen, ook literaire, om het tegendeel te bewijzen. In de steden waren vanaf 1200 bovendien straatdichters of spookdichters actief. Brugge betaalde met regelmaat een aantal van deze personen voor hun werk. Rond 1394 was er in Gent een persoon actief die in documenten uit die tijd 'der stat spreker van Gent' wordt genoemd. Volgens onderzoekers zou deze de Gentse dichter Everaert Taybaert zijn die voor zijn werk jaarlijks een dure tabbaard ontving. Stedelijke functionarissen kregen destijds ook een tabbaard. Borgman citeert onderzoeker Herman Brinkman (het betreffende artikel verscheen in Spiegel der Letteren 53, nummer 4, 2011), die stelt dat de functie van de Gentse 'stadsspreker', gezien alle aanwijzingen, "een voorafschaduwing van het stadsdichterschap" genoemd mag worden, hoewel in de documenten niet van een stadsdichter wordt gesproken. Na 1466, aantoonbaar het eerste jaar dat de rederijkers jaargeld ontvingen van de steden, leidden de ontwikkelingen tot personen die in opdracht van de stad in hun gedichten de stad bejubelden. Rederijker Anthonis de Roovere was de eerste stadsdichter met een vast jaargeld. Dat salaris kreeg hij omdat zijn literaire werk de eer van Brugge zou vergroten en omdat hij de inwoners had vermaakt. Borgmans bron hiervoor is Voor vorst en stad. Rederijkersliteratuur en vorstenfeesten in Vlaanderen en Brabant (Amsterdam University Press, 2010). Wedergeboorte Borgman maakt een sprongetje naar de renaissance en noemt drie ontwikkelingen die uiteindelijk leidden tot stadspromotie via poëzie, in het bijzonder die van Vondel. Daarvoor gebruikte hij Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de literatuur 1560-1700 van Karel Porteman en Mieke Smits-Veldt (Bert Bakker, 2008). In de zeventiende eeuw van Hooft, Bredero en Van den Vondel gingen dichters steeds meer onder eigen naam publiceren, niet vanuit een collectief. De markt was gunstig voor uitgevers, waardoor dichters zich konden professionaliseren. Verder vestigden veel dichters zich in de steden. Zij werden zich langzaam bewust van een lokale identiteit. Onder andere Vondel begon poëzie te schrijven over zijn woonplaats, Amsterdam. Geregeld vroegen stadsbesturen dichters om werk te schrijven bij publieke gelegenheden. Zo schreef Vondel onder meer lofdichten op stadhouder Frederik Hendrik. Ook dichter Jan Vos schreef poëtisch werk bij Amsterdamse ontwikkelingen. In 1648 kreeg hij zijn eerste officiële opdracht van het stadsbestuur. Onderzoeker Nina Geerdink noemt in een artikel in Spiegel der Letteren (53, nummer 4, 2011) Vos een stadsdichter avant la lettre. "Er vloeide niets dan lof uit zijn pen", schrijft ze. Volgens de scriptie institutionaliseerde het stadsdichterschap in de achttiende en negentiende eeuw verder. De Revolutie en een aantal grote opstanden wakkerden de vorming van een eigen identiteit aan. Literatuur was het medium bij uitstek. Voorbeeld van een 'stadsdichter' in Antwerpen is Theodoor van Rijswijck (Borgmans bron: Ceulemans, 'Stadsdichters in de Negentiende Eeuw', Spiegel der Letteren 53, nummer 4, 2011). Hij schreef veel gedichten bij Antwerpse gebeurtenissen en ook uit andere gedichten zou een sterke verbondenheid met de stad blijken. Zulke gedichten dragen volgens onderzoekers in tweede instantie een nationale identiteit, parallel aan de stadsdichter als maatschappelijk fenomeen en de instelling van Dichter des Vaderlands. Dichter des Vaderlands De Dichter des Vaderlands heet in Engeland al eeuwenlang Poet Laureate, afgeleid van het Latijnse 'poeta laureatus'. De titel zou uit de Romeinse tijd komen. Het werd van oorsprong gegeven als blijk van waardering voor hun werk. (Lees verder op dichterdesvaderlands.nl/historie.html) In Engeland kreeg Ben Jonson in 1616 als eerste de titel Poet Laureate, hoewel de titel destijds geen koninklijke status had. John Dryden kreeg de titel in 1668 voor het leven. Zijn titel had wel een koninklijke status, evenals de 'poets' na hem. Sinds 2009 is – opvallend genoeg – de Schotse Carol Ann Duffy de Poet Laureate. Zij is de eerste vrouw met de titel. Net als een stadsdichter en de Dichter des Vaderlands schrijft de Poet Laureate gedichten bij belangrijke gebeurtenissen. Ook de Verenigde Staten besloten tot de installatie van een poet laureate (vanaf 1937) en later kreeg iedere staat zijn eigen poet. In 1999 merkte journalist Pieter Steinz in het NRC Handelsblad op dat het een beetje vreemd is dat alleen Groot-Britannië en de VS poets kennen. "Zo'n vereerd symbool van de dichterlijke traditie, een ambassadeur van de poëzie wiens werk tot verhitte discussies aanleiding geeft, is een sieraad voor ieder land." Het jaar erop werd Gerrit Komrij Dichter des Vaderlands. Op Gedichtendag 2000 vertelde Komrij: "Het was me van begin af aan duidelijk dat, wilde het instituut 'Dichter des Vaderlands' iets meer betekenen dan het af en toe tokkelen van een wijsje bij feestelijke of minder feestelijke gelegenheden, - dat er iets in het belang van de poëzie zélf, de poëzie in het algemeen, diende te worden ondernomen." (Bron: dichterdesvaderlands.poetry.nl).
Het moderne stads- of dorpsdichterschap is een miniatuurversie van de Dichter des Vaderlands. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren gaf op 7 juni 2013 de volgende definitie:
Emma Crebolder was de eerste moderne stadsdichter in de Lage Landen. Volgens Tieneke Verstegen, die nauw betrokken is bij de literaire activiteiten in Venlo, werd Crebolder door neerlandicus Math Geenen namens het stadsbestuur gevraagd of ze stadsdichter van Venlo wilde worden. "Math Geenen was destijds heel betrokken bij de literaire wereld van Venlo. In 1993 bestond de stad 650 jaar en daarvoor organiseerde het een stadsfeest en werd Crebolder voor een jaar stadsdichter. Crebolder was niet officieel aangesteld door de gemeente." Verstegen zegt dat Geenen op het idee was gekomen door zijn weet van de Poet Laureate in Engeland. Crebolder beaamt dat, maar suggereert een tweede reden. Ze vertelt dat hij mediëvist was en vermoedt daarom dat hij in de geschiedenis van de rederijkers in Vlaanderen een dichter is tegengekomen die feestelijke bijeenkomsten 'bezong'.
Met dank aan: Coen Borgman (1984) werkt bij WPG Uitgevers en is zelf uitgever van Vondel.parck Publishing, vondel.parckpublishing.nl. Hij studeerde Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en rondde in 2011 zijn masterscriptie af: 'De dorpsomroeper is terug!'. Van het onderzoek bestaat alleen het origineel, de papieren versie (één exemplaar). Emma Crebolder www.emmacrebolder.com (1942) was de eerste stadsdichter van Nederland. Zij publiceerde een groot aantal dichtbundels. Stefaan Goossens (1976) is hoofddocumentalist bij het Poëziecentrum Gent www.poeziecentrum.be. Tieneke Verstegen werkt bij Literair Station Venlo, www.literairstationvenlo.nl. © Ruben Hofma, 2013 Pagina aangemaakt: 10-09-2013.
|
|||||||||
![]() |
|||||||||