Titel: Facetten der Nederlandse poëzie. Van Martinus Nijhoff tot Herwig Hensen Samengesteld door:
Pierre H. Dubois, Karel Jonckheere
en Laurens van der Waal Uitgeverij: Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage Jaar van verschijning: [1954] Omvang: 173p. ISBN: - Bijzonderheden:
Nimmer Dralend reeks, no 50.
Tweede druk [1959]. Druk: Bosch - Utrecht
(omslag)
Eerste in de reeks 'Facetten'. Zie
jaarlijst 1954 voor overige delen.
In vrijwel elke bloemlezing van poëzie uit het Nederlandse taalgebied treft men zowel Nederlandse als Vlaamse dichters aan. Tot nu toe echter was het niet gebruikelijk dat dit èn systematisch gebeurde èn op voet van gelijkheid. De opvatting dat de Nederlandse literatuur ten noorden en ten zuiden van de landsgrenzen een onverbrekelijke en na-tuurlijke eenheid vormt - opvatting die de laatste jaren eindelijk meer en meer veld wint - was ook voor de onderhavige bloemlezing het uit-gangspunt. Dit betekent dat aan de poëzie in beide delen van het Nederlandse taalgebied gelijkelijk aandacht werd besteed. De samen-werking tussen de Vlaamse en Nederlandse samenstellers is er daarbij een geweest van volstrekte eensgezindheid. De Vlaming gaf er zich o.m. terdege rekenschap van dat het Noorden dubbel zoveel Neder-lands-schrijvenden telt als het Zuiden, dit met gevolgen van vertegen-woordiging hieraan verbonden.
(...)
Nijhoff kan men beschouwen als de dichter die onmiddelijk na de generatie van 1910 de nieuwe poëzie welke door de dichters tussen de twee wereldoorlogen zou worden geschreven, heeft ingeluid. Herwig Hensen behoort tot de meest representatieve dichters van de genera-tie, welke door de zogenaamde 'experimentele dichters' wordt gevolgd. Deze begrenzing heeft uiteraard niet de bedoeling meer te zijn dan een benadering. In feite bestaan er in de literatuur nauwelijks duidelijke grenzen en dragen de overgangen een vloeiend karakter.
(...)
De samenstellers drukken tenslotte de verwachting uit dat hun werk binnen de gestelde grenzen althans een eerste stap moge zijn ter ver-vulling van de wens, welke op de verschillende Conferenties der Neder-landse Letteren steeds weer met nadruk naar voren werd gebracht, na-melijk het tot stand brengen van een exemplarische Noord- en Zuid-Nederlandse letterkundige bloemlezing.
PIERRE H. DUBOIS KAREL JONCKHEERE
LAURENS VAN DER WAALS
BIJ DE TWEEDE DRUK
In deze tweede druk zijn enkele, zij het kleine, wijzigingen aangebracht. Waar dit naar het oordeel van de samenstellers nodig was, zijn bij sommige dichters andere, latere, verzen gekozen. Het ontbreken van een enkele figuur van belang is niet altijd te wijten aan de samenstel-lers, maar kan een gevolg zijn van weigering van de betrokken dichters.
(...)
Ida G.M. Gerhardt
Truus Gerhardt
Blanka Gijselen
Marnix Gijsen
Maurice Gilliams
H.A. Gomperts Chr. de Graaff
Jac. van Hattum
Albert Helman
Herwig Hensen
Reimond Herreman
W. Hessels
Han G. Hoekstra Ed. Hoornik
W. Hussem Luc. Indestege
Muus Jacobse
Karel Jonckheere
G. Kamphuis
C.J. Kelk
Jo Landheer
Karel Leroux
Aimé de Marest A. Marja H. Marsman
Richard Minne
Wies Moens
Adriaan Morriën
Achilles Mussche
Alice Nahon
J.C. Noordstar
Martinus Nijhoff
Paul van Ostaijen
N.E.M. Pareau
Bert Peleman
E. du Perron
Maurice Roelants
Paul Rogghé J. Slauerhoff Gabriël Smit
Herman van Snick Eric van der Steen Garmt Stuiveling
Nes Tergast
Julia Tulkens
Willy Vaerewijck
Dirk Vansina
M. Vasalis René Verbeeck
Paul Verbruggen Jan Vercammen
Ferdinand Vercnocke S. Vestdijk
Urbain van de Voorde
Renaat de Vos
Hendrik de Vries
Theun de Vries
Albert Westerlinck