|
||||||||||||||||||
versie: 02-03-2017 - redacteur: Bart FM Droog
Zoon van Petrus Remco Campert, arts, en Johanna Maria Anna van Hall. Gehuwd op 08-02-1928 met Wilhelmina (Joekie) Broedelet, (1903-1996), actrice. Uit dit huwelijk werd één zoon geboren: Remco Campert. Na echtscheiding (19-02-1932) gehuwd op 16-09-1936 met Clara Hendrika Catharina Clémentine Hélène (Clara) Eggink, schrijfster. Dit huwelijk, waaruit geen kinderen werden geboren, werd ontbonden op 16-01-1939.
Later verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij voor verschillende kranten schreef. [1]
De invloed van Jan Campert is minder toe te schrijven aan zijn gehele letterkundige produktie dan aan twee gedichten daaruit: het veertiende sonnet 'Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht' in Sonnetten voor Cynara (1942) en 'De achttien dooden', dat voor het eerst verscheen in het ondergrondse Vrij Nederland van 21 februari 1943, waarna het weldra als rijmprent - met een tekening van Fedde Weidema - door een nieuwe, clandestiene uitgeverij, door Utrechtse studenten gesticht, werd uitgebracht en in ruime kring verspreid en verkocht. Het zou het begin betekenen van het met veel succes zich doorzettende illegale uitgeversbedrijf De Bezige Bij, dat na het succes met de rijmprent met talrijke bibliofiele en literaire uitgaven veel geld kon inzamelen voor verzetswerk. [1]
Proza Bloemlezingen: Prisma. De Waelburgh, Blaricum, [1930]. Dichters van dezen tijd. Oogst 1940. Van Kampen & Zoon, Amsterdam, 1941. Dichters van dezen tijd. Van Kampen & Zoon, Amsterdam, 1950 (17de herz. druk). Dichters van deze tijd. Van Kampen & Zoon, Amsterdam, 1960 (20ste druk). Ik ben genoemd meisje en vrouw. Lannoo, Tielt/Amsterdam, 1980. Poëzie als wapen. Boekencentrum, 's-Gravenhage, 1990. Geur van honing en jonge melk. Kwadraat, Utrecht, 2000. Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Prometheus, Amsterdam, 2012 [=2011].
Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door:
|
||||||||||||||||||
![]() |
||||||||||||||||||