EEN WOORD VOORAF

Dichters van dezen Tijd pleegt zonder inleiding te verschijnen. Dit deel - Oogst 1940 - vraagt, als supplement op de uitgave, die als grondslag voor deze moet worden beschouwd en waarvan in 1939 de dertiende druk, door J. GRESHOFF verzorgd, is verschenen, een kleine toelichting ter verantwoording van de wijze, waarop ik mijn taak heb opgevat.

Twee beginselen van practischen aard beperkten mijn keuze: de omvang van het boekje, door den uitgever vastgesteld, en de bedoeling van de bloemlezing, nl. poëzie bijeen te brengen die in 1940 in boek of tijdschrift werd gepubliceerd.

Dwars door deze beginselen heen deed zich voor mij het volgende gelden. Ik wilde, zoo mogelijk, eenige gedichten erin opnemen van hen, die om een of andere reden in den dertienden druk van Dichters van dezen Tijd geen plaat hadden kunnen krijgen; ik wilde de jongste poëzie, vooral als zij mij toescheen een belofte in te houden, vertegenwoordigen met het beste wat er in 1940 op dit gebied was verschenen; ik wilde van hen, die reeds in voldoende mate in den dertienden druk waren vertegenwoordigd, trachten bijeen te brengen wat in hun publicaties uit 1940 bijzonder de aandacht verdiende. Dat van den een meer gedichten werden gekozen dan van den ander, hangt - dit zij nadrukkelijk vooropgesteld - niet samen met meer of minder waardering voor hun geheele werk. Overwegingen van verschillenden aard hebben tot een beslissing betreffende het aantal der hier opgenomen gedichten geleid.

In enkele teksten is, op verzoek der auteurs, eenige wijziging gebracht.

Amsterdam, Januari 1941                                          D.A.M.B.